Diverse Stoomvaartuigen
DIVERSE STOOMVAARTUIGEN (1ste gedeelte), niet voorkomende hiervoor
In chronologische volgorde vermeld
De oorspronkelijke soortnaam is achter ieder schip aangegeven.
PRINSES AMALIA
ex BORNEO
Op 30 augustus 1845 te Rotterdam op stapel gezet als kuilkorvet BORNEO (zie bladzijde 13). In 1850 uiteengenomen en overgebracht naar Vlissingen in verband met de opheffing der Marinewerf te Rotterdam. Op 29 juli 1853 te Vlissingen opnieuw op stapel gezet en te water gelaten in 1855. Het schip werd aldaar afgebouwd onder de naam PRINSES AMALIA en tevens van hulpstoomvermogen voorzien. Afmetingen: 51,00 x 11,50 x 5,00 m. Waterverplaatsing: 1350 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 19 stukken. Bemanning: 207. De PRINSES AMALIA werd in 1875 uit de sterkte afgevoerd, na 3 jaar als Wachtschip te Soerabaja te hebben dienst gedaan.
MEDUSA
Korvet met stoomvermogen. Eerste stoomschip met hulpstoomvermogen der Koninklijke marine. Afmetingen: 51,50 x 11,14 x 5,00 m. Waterverplaatsing: 1241 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 19 stukken. Bemanning: 240. In 1852 te Amsterdam op stapel gezet en in 1854 te water gelaten. Zr.Ms. Medusa verwierf bekendheid door de forcering van Straat Simoneseki in 1863. Het schip nam ook deel aan de gezamenlijke actie tegen Japan van 5 tot 10 september 1864. In 1866 werd de MEDUSA in Oost-Indië uit de sterkte afgevoerd.
MONTRADO
aanvankelijk VUURPIJL
Schoener met stoomvermogen. In 1853 te Amsterdam op stapel gezet en in 1854 te water gelaten. Afmetingen: 42,15 x 8,16 x 3,30 m. Waterverplaatsing: 407 ton. Machinevermogen: 70 PK. Bewapening: 10 stukken. Oorspronkelijk VUURPIJL genaamd, doch bij de tewaterlating werd de naam gewijzigd in MONTRADO. Dit laatste in verband met de onderwerping der Chineesche Koogsi’s in West-Borneo. Het schip deed in Oost-Indië dienst en werd daar in 1867 verkocht.
JAVA
Stoomtransportschip. Op 5 september 1863 te Amsterdam op stapel gezet en in 1865 te water gelaten. Afmetingen: 73,46 x 12,20 x 5,80 m. Waterverplaatsing: 2620 ton. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening: 2 lichte kanons van 30 pond en 4 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 150. Op een thuisreis van het schip in 1877, brak een hevige ziekte onder de bemanning uit, welke aan loodvergiftiging werd toegeschreven; doch na deskundig onderzoek aan slechte hoedanigheid der levensmiddelen was te wijten. De JAVA werd in 1875 afgekeurd en in 1876 gesloopt.
KOERIER
Stoomjacht. Van ijzer gebouwd. In 1875 te Glasgow te water gelaten. Afmetingen: 42,00 x 5,70 x 2,30 m. Waterverplaatsing: 280 ton. Snelheid: 8,75 mijl. Bewapening: 2 kanons van 7,5 cm A. Bemanning: 21/14. De KOERIER was een in 1890 te Singapore aangekocht particulier stoomschip. Het schip werd 30 juni 1890 te Singapore in dienst gesteld ten behoeve der communicatie tussen de oorlogsschepen ter rede van Atjeh. Op 12 oktober 1896 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ8.000.- verkocht.
SATELLIET
Stoomjacht. Van ijzer gebouwd. In 1877 bij Arie Smit te Slikkerveer te water gelaten. Afmetingen: 30,00 x 6,00 x 2, 60 m. Waterverplaatsing: 186 ton. Machinevermogen: 135 PK. Snelheid: 11,5 mijl. Bewapening: 2 kanons van 7,5 cm A. Bemanning: 16/14. 22 april 1886 aangewezen voor de trigonometrische opname van Straat Madura. Op 25 april 1898 tijdelijk in dienst der Gouvernementsmarine. Op 7 mei 1899 door flottieljevaartuig Hr.Ms. Borneo van Tandjong Priok naar Soerabaja gesleept. Op 5 mei 1900 in dienst voor opname van het Westervaarwater van Soerabaja. Van 14 maart tot 22 april 1902 het Gouvernementsstoomschip REIGER vervangen en van 23 april 1902 in dienst voor opname van het Oostervaarwater naar en de rede van Soerabaja. In juli 1904 werd de SATELLIET te Soerabaja verkocht.
DOLFIJN
Schoener voor politietoezicht op de visserij. In 1888 bij de Maatschappij “De Maas” te Rotterdam op stapel gezet en in 1889 te water gelaten. Afmetingen: 41,70 x 6,60 x 3,04 m. Waterverplaatsing: 285 ton. Machinevermogen: 388 IPK. Snelheid: 10,67 mijl. Bewapening: 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 47. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ115.743,-. In dienst gesteld op 8 mei 1889. Op 24 mei 1890 het Engelse vissersvaartuig YH 739 naar Delfzijl opgebracht, wegens het vissen in de territoriale wateren. Op 19 april 1893 de Belgische stoomtrawler Louis Marie O 30 naar Terschelling opgebracht, wegens het vissen in de territoriale wateren. In 1894 werd het schip van kimkielen voorzien. Op 27 mei 1895 de Engelsche smak Warrior YH 127 naar Terschelling opgebracht, wegens het vissen in de territoriale wateren. Op 15 maart 1894 van Nieuwediep uitgevaren om te zoeken naar de vermiste vissloep Vl.146, welk schip later bleek met gebroken mast de Waterweg te zijn binnengelopen. Op 15 september 1898 nam het schip deel aan de vlootrevue op het Hollandsch Diep. Op 18 februari 1914 uit dienst gesteld, teneinde herstellingen aan schip en machines te ondergaan en tevens van een nieuwe ketel te worden voorzien. Op 26 mei 1921 werd de DOLFIJN aan het Loodswezen afgegeven.
PIJL
Torpedo-communicatievaartuig. In 1891 op de werf “Vredenhof” te Amsterdam te water gelaten. Afmetingen: 16,50 x 3,20 x 1,72 m. Snelheid: 8 mijl. In dienst gesteld op 23 mei 1891. Het scheepje deed dienst als transportvaartuig voor de torpedodienst te Amsterdam en werd later voor de Vliegdienst gebruikt.
MERCUUR (i)
Torpedo-transportvaartuig. Op stapel gezet 1886. In 1887 op Rijkswerf te Amsterdam te water gelaten. Machines van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen. Afmetingen: 35,10 x 5,60 x 2,92/1,98 m. Waterverplaatsing: 140 ton. Machinevermogen: 242 IPK. Snelheid: 11,91 mijl. In dienst gesteld 16 mei 1888. In 1894 werd de vaste mast in een strijkende veranderd, teneinde ook onder de spoorbruggen van het Merwede-kanaal te kunnen doorvaren en dus ook die vaarweg te kunnen gebruiken. Op 15 september 1898 nam het schip deel aan de vlootrevue op het Hollandsch Diep. In 1904 door de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” van nieuwe stoomketel voorzien. De MERCUUR deed in de mobilisatie 1914-1918 dienst als luchtstation en depotschip voor de onderzeedienst te IJmuiden, later te Nieuwediep. In 1937 werd het schip afgevoerd.
BELLONA
Artillerie-Instructieschip. Op 1 juni 1891 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 9 april 1892 te water gelaten. Machines van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Afmetingen: 51,90 x 9,98 x 7,00 m. Waterverplaatsing: 920 ton. Machinevermogen: 400 IPK. Snelheid: 9 mijl. Oorspronkelijke bewapening: 1 kanon van 15 cm A, 1 kanon van 12 cm LA, 6 kanons van 12 cm KA, 2 kanons van 7,5 cm, 2 kanons van 5 cm, 5 van 3,7 cm en 4 revolverkanons van 3,7 cm. De bewapening werd naar behoefte regelmatig gewijzigd. Bemanning: 87. In dienst gesteld te Willemsoord op 25 maart 1893. Hr.Ms. Bellona nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollandsch Diep. In1905 verwapend. Het kanon van 12 cm LA en het kanon van 15 cm A werden vervangen door 2 kanons van 12 cm en de kuilbatterij van 6 kanons van 12 cm KA kwam te vervallen. In 1912 werd de geschutsmast vervangen door een gewone mast. In 1920 uit dienst en vervangen door pantserdekschip Hr.Ms. Gelderland. Op 4 augustus 1926 werd Hr.Ms. Bellona toegevoegd aan de CORNELIS DREBBEL (onderzeedienst). Op 7 december 1926 vervangen door Hr.Ms. Schorpioen. In 1927 verkocht aan de Maatschappij tot uitvoering van Zuiderzeewerken en op Rijkswerf te Willemsoord voor deze Maatschappij tot logementsschip ingericht.
ZEEHOND
Schoener voor politietoezicht op de visserij. Op 1 juni 1891 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 4 mei 1892 te water gelaten. Machines van de Maatschappij “De Maas” te Rotterdam. Afmetingen: 51,44 x 8,60 x 4,17 m. Waterverplaatsing: 723 ton. Machinevermogen: 664 IPK. Snelheid: 11,02 mijl. Bewapening: 2 kanons van 7,5 cm A. In 1904 vervangen door 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 72. De kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ383.522.-. In dienst gesteld te Willemsoord op 1 december 1892 en belast met het toezicht op de visserij in de Noordzee.
Op 10 mei 1893 op de Noordzee aangevaren door het Engelse s.s. Whitefield, waarbij lichte schade werd opgelopen. De boegspriet brak bij de scheg af. Op 12 november 1894 werd door het Engelse s.s. Greatham de logger Vl.112 (Morgenster) in de grond gevaren. 14 geredden werden door Hr.Ms. Zeehond van de Greatham overgenomen en met een geborgen lijk te Maassluis binnengebracht. De ZEEHOND toonde in de storm van 12 februari 1894 met sneeuw- en regenbuien en hevige orkaanvlagen een uitmuntend zeeschip te zijn. De barometer daalde tot 722 mb. In mei 1895 werden Cuxhaven en Hamburg en in juni Bergen bezocht. Op 19 augustus 1895 uitgevaren om Hr.Ms. Argus te zoeken, die 17 augustus binnen had moeten zijn. Op 22 augustus Scarborough binnengelopen en vernomen, dat schoener Hr.Ms. Argus binnengelopen was. Op 23 oktober 1895 de logger MA 132 Lucy, die op de Noordzee was aangevaren door de Noorse driemastschoener Hygen, behouden te Maassluis binnengebracht. In augustus 1896 werd een bezoek aan Kiel gebracht in verband met de tentoonstelling aldaar. Op 29 september 1896 van Nieuwediep naar de Turkse wateren vertrokken met het oog op de politieke toestand aldaar. Op 18 oktober te Smyrna aangekomen. Op 15 augustus 1897 naar Nederland terug en 5 september daaraanvolgend te Nieuwediep. 15 september 1898 deed Hr.Ms. Zeehond dienst als Koninklijk jacht ter gelegenheid van de vlootrevue in het Hollandsch Diep. Op 16 september 1898 werd monitor Hr.Ms. Cerberus konvooi verleend van Hellevoetsluis naar Amsterdam. In 1902 noodzakelijke herstellingen ondergaan. In 1908 in herstelling, waarbij de grote mast werd weggenomen. 26 september 1910 Hr.Ms. Nautilus van Hellevoetsluis naar Willemsoord gesleept. In 1913 nieuwe ketels van “De Schelde”. In augustus 1914 belast met diensten in verband met de mobilisatie. In 1928 werd de ZEEHOND voor sloop verkocht.
BERGINGSVAARTUIG
Vaartuig voor het lichten van een onderzeeboot, tevens ingericht tot bergingsvaartuig. Aangevraagd bij de begroting voor 1910. De bouw werd opgedragen aan de werf van P. Smit Jr., te Rotterdam. Afmetingen: 37,75 x 10,00 x 4,20 m. Waterverplaatsing: 515 ton. Lichtingscapaciteit 110 ton. Het vaartuig werd in het najaar van 1911 opgeleverd. In februari 1914 werd de bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” in aanbouw zijnde Onderzeeboot V, die op 31 januari t.v. aan de werf te Vlissingen was gezonken, gelicht. In de nacht van 18 op 19 juni 1914 werd door het vaartuig geassisteerd bij het blussen van een brand in de houtzagerij van de werf “De Schelde”. Later werd het bergingsvaartuig aan de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” verkocht.
CORNELIS DREBBEL
Depotschip voor onderzeeboten. Aangevraagd bij de begroting voor 1913. De bouw werd opgedragen aan de werf “Conrad” te Haarlem, doch de uitrusting geschiedde op de Rijkswerf te Amsterdam. In 1915 te water gelaten. Afmetingen: tussen loodlijnen 50,80 x 9,96 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 660 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 6 mijl. Bemanning: 72. In dienst gesteld voor huisvesting van personeel van de onderzeedienst te Vlissingen. In maart 1924 naar Willemsoord overgebracht. Machines verwijderd. Waterverplaatsing toen 668 ton. Niet bewapend. In mei 1940 te Den Helder in handen van de bezetter gevallen. Na de bevrijding in 1945 weer teruggevonden en weer bij de Koninklijke Marine in dienst, aanvankelijk als Wachtschip (HW 2), later als logementsschip voor de onderzeedienst (A 886).
In chronologische volgorde vermeld
De oorspronkelijke soortnaam is achter ieder schip aangegeven.
PRINSES AMALIA
ex BORNEO
Op 30 augustus 1845 te Rotterdam op stapel gezet als kuilkorvet BORNEO (zie bladzijde 13). In 1850 uiteengenomen en overgebracht naar Vlissingen in verband met de opheffing der Marinewerf te Rotterdam. Op 29 juli 1853 te Vlissingen opnieuw op stapel gezet en te water gelaten in 1855. Het schip werd aldaar afgebouwd onder de naam PRINSES AMALIA en tevens van hulpstoomvermogen voorzien. Afmetingen: 51,00 x 11,50 x 5,00 m. Waterverplaatsing: 1350 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 19 stukken. Bemanning: 207. De PRINSES AMALIA werd in 1875 uit de sterkte afgevoerd, na 3 jaar als Wachtschip te Soerabaja te hebben dienst gedaan.
MEDUSA
Korvet met stoomvermogen. Eerste stoomschip met hulpstoomvermogen der Koninklijke marine. Afmetingen: 51,50 x 11,14 x 5,00 m. Waterverplaatsing: 1241 ton. Machinevermogen: 150 PK. Bewapening: 19 stukken. Bemanning: 240. In 1852 te Amsterdam op stapel gezet en in 1854 te water gelaten. Zr.Ms. Medusa verwierf bekendheid door de forcering van Straat Simoneseki in 1863. Het schip nam ook deel aan de gezamenlijke actie tegen Japan van 5 tot 10 september 1864. In 1866 werd de MEDUSA in Oost-Indië uit de sterkte afgevoerd.
MONTRADO
aanvankelijk VUURPIJL
Schoener met stoomvermogen. In 1853 te Amsterdam op stapel gezet en in 1854 te water gelaten. Afmetingen: 42,15 x 8,16 x 3,30 m. Waterverplaatsing: 407 ton. Machinevermogen: 70 PK. Bewapening: 10 stukken. Oorspronkelijk VUURPIJL genaamd, doch bij de tewaterlating werd de naam gewijzigd in MONTRADO. Dit laatste in verband met de onderwerping der Chineesche Koogsi’s in West-Borneo. Het schip deed in Oost-Indië dienst en werd daar in 1867 verkocht.
JAVA
Stoomtransportschip. Op 5 september 1863 te Amsterdam op stapel gezet en in 1865 te water gelaten. Afmetingen: 73,46 x 12,20 x 5,80 m. Waterverplaatsing: 2620 ton. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening: 2 lichte kanons van 30 pond en 4 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 150. Op een thuisreis van het schip in 1877, brak een hevige ziekte onder de bemanning uit, welke aan loodvergiftiging werd toegeschreven; doch na deskundig onderzoek aan slechte hoedanigheid der levensmiddelen was te wijten. De JAVA werd in 1875 afgekeurd en in 1876 gesloopt.
KOERIER
Stoomjacht. Van ijzer gebouwd. In 1875 te Glasgow te water gelaten. Afmetingen: 42,00 x 5,70 x 2,30 m. Waterverplaatsing: 280 ton. Snelheid: 8,75 mijl. Bewapening: 2 kanons van 7,5 cm A. Bemanning: 21/14. De KOERIER was een in 1890 te Singapore aangekocht particulier stoomschip. Het schip werd 30 juni 1890 te Singapore in dienst gesteld ten behoeve der communicatie tussen de oorlogsschepen ter rede van Atjeh. Op 12 oktober 1896 uit dienst gesteld, afgekeurd en voor ƒ8.000.- verkocht.
SATELLIET
Stoomjacht. Van ijzer gebouwd. In 1877 bij Arie Smit te Slikkerveer te water gelaten. Afmetingen: 30,00 x 6,00 x 2, 60 m. Waterverplaatsing: 186 ton. Machinevermogen: 135 PK. Snelheid: 11,5 mijl. Bewapening: 2 kanons van 7,5 cm A. Bemanning: 16/14. 22 april 1886 aangewezen voor de trigonometrische opname van Straat Madura. Op 25 april 1898 tijdelijk in dienst der Gouvernementsmarine. Op 7 mei 1899 door flottieljevaartuig Hr.Ms. Borneo van Tandjong Priok naar Soerabaja gesleept. Op 5 mei 1900 in dienst voor opname van het Westervaarwater van Soerabaja. Van 14 maart tot 22 april 1902 het Gouvernementsstoomschip REIGER vervangen en van 23 april 1902 in dienst voor opname van het Oostervaarwater naar en de rede van Soerabaja. In juli 1904 werd de SATELLIET te Soerabaja verkocht.
DOLFIJN
Schoener voor politietoezicht op de visserij. In 1888 bij de Maatschappij “De Maas” te Rotterdam op stapel gezet en in 1889 te water gelaten. Afmetingen: 41,70 x 6,60 x 3,04 m. Waterverplaatsing: 285 ton. Machinevermogen: 388 IPK. Snelheid: 10,67 mijl. Bewapening: 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 47. Kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee ƒ115.743,-. In dienst gesteld op 8 mei 1889. Op 24 mei 1890 het Engelse vissersvaartuig YH 739 naar Delfzijl opgebracht, wegens het vissen in de territoriale wateren. Op 19 april 1893 de Belgische stoomtrawler Louis Marie O 30 naar Terschelling opgebracht, wegens het vissen in de territoriale wateren. In 1894 werd het schip van kimkielen voorzien. Op 27 mei 1895 de Engelsche smak Warrior YH 127 naar Terschelling opgebracht, wegens het vissen in de territoriale wateren. Op 15 maart 1894 van Nieuwediep uitgevaren om te zoeken naar de vermiste vissloep Vl.146, welk schip later bleek met gebroken mast de Waterweg te zijn binnengelopen. Op 15 september 1898 nam het schip deel aan de vlootrevue op het Hollandsch Diep. Op 18 februari 1914 uit dienst gesteld, teneinde herstellingen aan schip en machines te ondergaan en tevens van een nieuwe ketel te worden voorzien. Op 26 mei 1921 werd de DOLFIJN aan het Loodswezen afgegeven.
PIJL
Torpedo-communicatievaartuig. In 1891 op de werf “Vredenhof” te Amsterdam te water gelaten. Afmetingen: 16,50 x 3,20 x 1,72 m. Snelheid: 8 mijl. In dienst gesteld op 23 mei 1891. Het scheepje deed dienst als transportvaartuig voor de torpedodienst te Amsterdam en werd later voor de Vliegdienst gebruikt.
MERCUUR (i)
Torpedo-transportvaartuig. Op stapel gezet 1886. In 1887 op Rijkswerf te Amsterdam te water gelaten. Machines van de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” te Vlissingen. Afmetingen: 35,10 x 5,60 x 2,92/1,98 m. Waterverplaatsing: 140 ton. Machinevermogen: 242 IPK. Snelheid: 11,91 mijl. In dienst gesteld 16 mei 1888. In 1894 werd de vaste mast in een strijkende veranderd, teneinde ook onder de spoorbruggen van het Merwede-kanaal te kunnen doorvaren en dus ook die vaarweg te kunnen gebruiken. Op 15 september 1898 nam het schip deel aan de vlootrevue op het Hollandsch Diep. In 1904 door de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” van nieuwe stoomketel voorzien. De MERCUUR deed in de mobilisatie 1914-1918 dienst als luchtstation en depotschip voor de onderzeedienst te IJmuiden, later te Nieuwediep. In 1937 werd het schip afgevoerd.
BELLONA
Artillerie-Instructieschip. Op 1 juni 1891 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 9 april 1892 te water gelaten. Machines van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Afmetingen: 51,90 x 9,98 x 7,00 m. Waterverplaatsing: 920 ton. Machinevermogen: 400 IPK. Snelheid: 9 mijl. Oorspronkelijke bewapening: 1 kanon van 15 cm A, 1 kanon van 12 cm LA, 6 kanons van 12 cm KA, 2 kanons van 7,5 cm, 2 kanons van 5 cm, 5 van 3,7 cm en 4 revolverkanons van 3,7 cm. De bewapening werd naar behoefte regelmatig gewijzigd. Bemanning: 87. In dienst gesteld te Willemsoord op 25 maart 1893. Hr.Ms. Bellona nam op 15 september 1898 deel aan de vlootrevue op het Hollandsch Diep. In1905 verwapend. Het kanon van 12 cm LA en het kanon van 15 cm A werden vervangen door 2 kanons van 12 cm en de kuilbatterij van 6 kanons van 12 cm KA kwam te vervallen. In 1912 werd de geschutsmast vervangen door een gewone mast. In 1920 uit dienst en vervangen door pantserdekschip Hr.Ms. Gelderland. Op 4 augustus 1926 werd Hr.Ms. Bellona toegevoegd aan de CORNELIS DREBBEL (onderzeedienst). Op 7 december 1926 vervangen door Hr.Ms. Schorpioen. In 1927 verkocht aan de Maatschappij tot uitvoering van Zuiderzeewerken en op Rijkswerf te Willemsoord voor deze Maatschappij tot logementsschip ingericht.
ZEEHOND
Schoener voor politietoezicht op de visserij. Op 1 juni 1891 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 4 mei 1892 te water gelaten. Machines van de Maatschappij “De Maas” te Rotterdam. Afmetingen: 51,44 x 8,60 x 4,17 m. Waterverplaatsing: 723 ton. Machinevermogen: 664 IPK. Snelheid: 11,02 mijl. Bewapening: 2 kanons van 7,5 cm A. In 1904 vervangen door 2 kanons van 3,7 cm. Bemanning: 72. De kosten van het schip bij eerste uitrusting in zee bedroegen ƒ383.522.-. In dienst gesteld te Willemsoord op 1 december 1892 en belast met het toezicht op de visserij in de Noordzee.
Op 10 mei 1893 op de Noordzee aangevaren door het Engelse s.s. Whitefield, waarbij lichte schade werd opgelopen. De boegspriet brak bij de scheg af. Op 12 november 1894 werd door het Engelse s.s. Greatham de logger Vl.112 (Morgenster) in de grond gevaren. 14 geredden werden door Hr.Ms. Zeehond van de Greatham overgenomen en met een geborgen lijk te Maassluis binnengebracht. De ZEEHOND toonde in de storm van 12 februari 1894 met sneeuw- en regenbuien en hevige orkaanvlagen een uitmuntend zeeschip te zijn. De barometer daalde tot 722 mb. In mei 1895 werden Cuxhaven en Hamburg en in juni Bergen bezocht. Op 19 augustus 1895 uitgevaren om Hr.Ms. Argus te zoeken, die 17 augustus binnen had moeten zijn. Op 22 augustus Scarborough binnengelopen en vernomen, dat schoener Hr.Ms. Argus binnengelopen was. Op 23 oktober 1895 de logger MA 132 Lucy, die op de Noordzee was aangevaren door de Noorse driemastschoener Hygen, behouden te Maassluis binnengebracht. In augustus 1896 werd een bezoek aan Kiel gebracht in verband met de tentoonstelling aldaar. Op 29 september 1896 van Nieuwediep naar de Turkse wateren vertrokken met het oog op de politieke toestand aldaar. Op 18 oktober te Smyrna aangekomen. Op 15 augustus 1897 naar Nederland terug en 5 september daaraanvolgend te Nieuwediep. 15 september 1898 deed Hr.Ms. Zeehond dienst als Koninklijk jacht ter gelegenheid van de vlootrevue in het Hollandsch Diep. Op 16 september 1898 werd monitor Hr.Ms. Cerberus konvooi verleend van Hellevoetsluis naar Amsterdam. In 1902 noodzakelijke herstellingen ondergaan. In 1908 in herstelling, waarbij de grote mast werd weggenomen. 26 september 1910 Hr.Ms. Nautilus van Hellevoetsluis naar Willemsoord gesleept. In 1913 nieuwe ketels van “De Schelde”. In augustus 1914 belast met diensten in verband met de mobilisatie. In 1928 werd de ZEEHOND voor sloop verkocht.
BERGINGSVAARTUIG
Vaartuig voor het lichten van een onderzeeboot, tevens ingericht tot bergingsvaartuig. Aangevraagd bij de begroting voor 1910. De bouw werd opgedragen aan de werf van P. Smit Jr., te Rotterdam. Afmetingen: 37,75 x 10,00 x 4,20 m. Waterverplaatsing: 515 ton. Lichtingscapaciteit 110 ton. Het vaartuig werd in het najaar van 1911 opgeleverd. In februari 1914 werd de bij de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” in aanbouw zijnde Onderzeeboot V, die op 31 januari t.v. aan de werf te Vlissingen was gezonken, gelicht. In de nacht van 18 op 19 juni 1914 werd door het vaartuig geassisteerd bij het blussen van een brand in de houtzagerij van de werf “De Schelde”. Later werd het bergingsvaartuig aan de Koninklijke Maatschappij “De Schelde” verkocht.
CORNELIS DREBBEL
Depotschip voor onderzeeboten. Aangevraagd bij de begroting voor 1913. De bouw werd opgedragen aan de werf “Conrad” te Haarlem, doch de uitrusting geschiedde op de Rijkswerf te Amsterdam. In 1915 te water gelaten. Afmetingen: tussen loodlijnen 50,80 x 9,96 m. Waterverplaatsing: 800 ton. Machinevermogen: 660 IPK. Voortstuwing: 2 schroeven. Snelheid: 6 mijl. Bemanning: 72. In dienst gesteld voor huisvesting van personeel van de onderzeedienst te Vlissingen. In maart 1924 naar Willemsoord overgebracht. Machines verwijderd. Waterverplaatsing toen 668 ton. Niet bewapend. In mei 1940 te Den Helder in handen van de bezetter gevallen. Na de bevrijding in 1945 weer teruggevonden en weer bij de Koninklijke Marine in dienst, aanvankelijk als Wachtschip (HW 2), later als logementsschip voor de onderzeedienst (A 886).