G. Schepen
Met de G-booten bedoelt men aan te geven, dat het groot model torpedobooten zijn. Of dit oorspronkelijk ook het geval was. is niet waarschijnlijk, want de G-booten 1 tot en met 12 waren alle van hetzelfde type: n.l. 46,5 m lang, 4,8 m breed, diepgang 1,2 m, waterverplaatsing 140 ton, machinevermogen ruim 2000 pk, snelheid ruim 24 zeemijl, bemanning 25 koppen.
De booten „G 1 tot en met G 8” hadden aanvankelijk een naam, resp. Johan van Brakel, Jan Danielszoon van de Rijn, Meyndert Jentjes, Willem Willemsze, Roemer Vlacq, Pieter Constant, Jacob Cleydyck en Cornelis Janssen de Haan. Zij werden in de jaren 1903—1905 op stapel gezet. In 1907 werd de kiel gelegd voor de G-booten 9 tot en met 12: in 1912 kwamen de G-booten 13 tot en met 16. Deze G-booten waren met het uitbreken van den Mei-oorlog 1940 nog in dienst, behoudens de ,,G 14”. Deze boot zonk op 11 Jan. 1919 in de buitenhaven te Vlissingen ten gevolge van een ketelontploffing. waarbij de brug en de huid over S.B. gedeeltelijk werden weggeslagen: twee man werden gedood en vijf gewond. Het schip zonk en werd van de sterkte afgevoerd. De ,,G 13, 15 en 16” zijn 49,5 m lang, 5,2 m breed, 1,4 m diepgang, waterverplaatsing 180 ton, machinevermogen plm. 3000 pk. snelheid 26 zeemijl, bemanning 27 koppen. Als bewapening voeren deze booten 2 kanons van 7,5 cm no. 4 en drie torpedokanons. De booten hebben een verhoogde platte bak, in afwijking van de andere G-torpedobooten, die een schuin naar den boeg toeloopende bak hadden. De ,,G 13 en G 16" hebben twee maal een korte buitenlandsche reis gemaakt en wel naar Oostende, samen met de „Douwe Aukes". Van 6 tot 10 Juni 1924 hadden deze bezoeken ten doel tegenwoordig te zijn bij de internationale roeiwedstrijden, gelijk dit ook het geval was van 29 Mei tot 2 Juni 1925.
Bij die gelegenheid waren ook drie Engelsche mijnenleggers en twee Amerikaansche torpedojagers aanwezig. In de jaren 1925, 1926 en 1927 werden de G-booten tevens dienstbaar gemaakt voor oefeningen met adelborsten. Sedert 1929 werden de ,,G 13, 15 en 16" aangewezen voor speciale diensten. Dit wil feitelijk zeggen, dat zij geen gevechtswaarde meer hebben, doch voor opleidingen nog uitstekend geschikt zijn. Zij werden dan ook hoofdzakelijk gebruikt voor het inschietbedrijf, dat is voor het oppikken van torpedo’s, die door onderzee- booten ter oefening werden gelanceerd. Als zoodanig deden deze booten tevens dienst voor opleiding stokers en machinekamer personeel om zich te oefenen in practische bruikbaarheid. Toen de Mei-oorlog 1940 uitbrak lag de ,,G 16" reeds geruimen tijd in reparatie op de marinewerf te Den Helder en was bijna gereed. De boot werd, na de capitulatie van het Ned. leger, door eigen bemanning tot zinken gebracht in het Werf- kanaal, doch kon in Juni 1941 weer worden gelicht en is met de noorderzon vertrokken. De ,,G 13 en G 15” vertrokken op 14 Mei met de „Johan Maurits van Nassau" naar elders. Nabij Callantsoog werd deze groep door vliegtuigen aangevallen, waarbij de „Johan Maurits van Nassau" zonk. De ,,G 13 en G 15” konden een gedeelte van de bemanning van de „Johan Maurits van Nassau” uit de zee oppikken. Sedert dien is er van deze schepen geen bericht meer ontvangen.
Informatie uit Onze Vloot 1948