Fregatten
In chronologische volgorde vermeld
Allereerst werden deze schepen fregatten met stoomvermogen genoemd, daarna Schroefstoomschepen 1ste klasse en in mei 1893 kortweg fregatten, uitgenomen de VAN GALEN, welk schip toen als korvet werd aangemerkt.
DE RUYTER (I)
In 1831 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en eerst in 1853 te water gelaten. Oorspronkelijk als linieschip van 74 stukken van hout gebouwd. Afmetingen: 64,52 x 14,46 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 2828 ton. In 1850 geraseerd tot fregat 1ste klasse van 54 stukken. Het schip liep ten slotte in 1853 van stapel, waarna het in 1860 werd voorzien van stoomvermogen. Machinevermogen: 400 PK. Bewapening: 45 stukken. In 1863 verbouwd tot stoombatterij en in 1874 gesloopt.
ADMIRAAL VAN WASSENAAR
aanvankelijk PIET HEIN
Van hout gebouwd. Op 15 februari 1833 op stapel gezet bij Rijkswerf te Amsterdam. In 1850 uit elkaar genomen en daarna in 1853 opnieuw op stapel gezet als fregat met stoomvermogen. Oorspronkelijk op stapel gezet als linieschip PIET HEIN. Het schip liep in 1856 onder de naam ADMIRAAL VAN WASSENAAR te water. Afmetingen: 62,36/72,86 x 15,72 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 3650 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 45 stukken, later 4 van 30 pond midd., 4 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 470. In dienst gesteld op 16 juli 1857. De ADMIRAAL VAN WASSENAAR was het eerste fregat met stoomvermogen der Koninklijke Marine. Eerste reis op 4 augustus 1857 naar de Middellandse zee. Het schip maakte in eskaderverband een reis naar Madeira, Cadiz en Schotland en was op 4 september 1858 ter rede van Texel terug. Op 17 augustus 1859 van de rede van Texel vertrokken naar Lissabon met 150 man koloniale troepen aan boord om deze aan een Nederlands koopvaardijschip over te geven. 23 september daaraanvolgend te Nieuwediep terug. In 1875 op Rijkswerf te Amsterdam verbouwd tot opleidingsschip en op 11 april 1878 als zodanig in dienst gesteld voor de opleiding van jongens en lichtmatrozen te Amsterdam. In 1882 werden de 4 kanons van 30 pond midd. vervangen door 4 kanons van 12 cm KA. Als opleidingsschip, tevens wachtschip te Amsterdam tot 1 januari 1913 dienst gedaan. Op 28 mei 1913 te Amsterdam voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ37.781,-.
EVERTSEN
Op 16 oktober 1854 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1857 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 63,50 x 15,70 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 3300 ton. Machinevermogen: 400 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 51 stukken. In 1882: 4 kanons van 12 cm K, 8 kanons van 7,5 cm A, 1 van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 500. Op 1 mei 1877 werd het schip bestemd voor de voorbereidende oefeningen van de zeemilitie. 15 november 1881 werd het fregat EVERTSEN uit dienst gesteld en op Rijkswerf te Willemsoord van ketels en machines ontdaan. Op 11 maart 1893 herdoopt in NEPTUNUS. In 1907 werden de bronzen kanons van 12 cm KA vervangen door stalen kanons. In september 1914 werd aan boord logies verleend aan personeel van de landmacht. In 1921 is het schip afgevoerd.
ZEELAND
Op 28 februari 1856 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1859 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 63,50 x 15,70 x 6,70 m. Waterverplaatsing: 3300 ton. Machinevermogen: 400 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 51 stukken, later als wachtschip: 1 kanon van 15 cm A, 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 500. Het schip deed onder meer dienst in Oost-Indië. In 1874 uit de sterkte afgevoerd. In 1876 dienstdoend wachtschip te Batavia ter vervanging van wachtschip Zr.Ms. Van Speyk. Op 29 augustus 1883 wegens het uitbreken van cholera door de bemanning verlaten. 8 december 1883 uit dienst gesteld. Omstreeks half januari 1884 naar de rede van Soerabaja gesleept en aldaar voor sloop verkocht.
ADOLF HERTOG VAN NASSAU
Op 4 december 1858 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1861 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 62,36/72,86 x 15,72 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 3750 ton. Machinevermogen: 450 PK. Bewapening: 51 stukken. Als wachtschip: 4 kanons van 12 cm KA en 2 kanons van 7,5 cm A. Bemanning: 500. Op 21 april 1879 als wachtschip te Willemsoord in dienst gesteld. In 1914 voor sloop verkocht.
DJAMBI
Op 29 december 1858 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 250. Het schip deed ander meer dienst in Oost-Indië. De DJAMBI nam van 5 tot 10 september 1864 deel aan de actie tegen Japan. In 1874 te Simonsstad verkocht.
ZOUTMAN
Op 15 november 1859 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1861 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 250. De ZOUTMAN werd in 1871 uit de sterkte afgevoerd.
LEEUWARDEN
Op 6 december 1859 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1861 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 250 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 10 getrokken kanons van 16 cm. In 1881: 6 kanons van 12 cm, 4 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 225. Het schip deed voornamelijk dienst in Oost- en West-Indië. Op 3 maart 1885 op de kust van Atjeh op een rif gelopen. Na inventaris, artillerie, tuig, enz. te hebben afgegeven aan de assisterende schepen KONINGIN EMMA, BORNEO, de hopperbarge Kedirie, drie grote prauwen en het s.s. Vice-President Prins, kwam het schip op 11 maart 1885 weer vlot. Op 17 april 1885 op sleeptouw van de hopperbarges Soerabaja en Kederie onder konvooi van Zr.Ms. Borneo naar Batavia. Aankomst Onrust op 4 mei daaraanvolgend en 9 mei te Soerabaja. Op 30 september 1885 uit dienst gesteld en te Soerabaja voor sloop verkocht.
CURAÇAO
Op 14 juli 1850 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 225. Het schip maakte onder meer een reis van Texel naar Oost-Indië via Straat Magellaan, San Francisco, China, Japan en de Philippijnen. Vertrek Texel 13 oktober 1974 en aankomst Batavia op 3 oktober 1875. Verder verbleef de CURAÇAO in Oost-Indië en maakte onder meer een reis naar Simonsbaai (Zuid-Afrika) ter verwisseling van personeel uit Nederland afkomstig. Op 1 oktober 1878 over naar de Indische Militaire Marine. In 1878 maakte het schip een reis naar Djeddah. De CURAÇAO was achtereenvolgens wachtschip ter rede van Oleh-leh en wachtschip te Soerabaja ter vervanging van korvet Zr.Ms. Gedeh. 1 oktober 1885 uit dienst gesteld en in 1886 voor sloop verkocht.
METALEN KRUIS
aanvankelijk SOERABAJA
Op 21 maart 1860 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Op stapel gezet als SOERABAJA, doch in 1863 herdoopt in METALEN KRUIS. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 225. Het schip deed onder meer dienst in Oost-Indië. De METALEN KRUIS nam van 5 tot 10 september 1864 deel aan de actie tegen Japan. In 1877 werd aan de Salamanga-expeditie deelgenomen. Verder heeft het schip ook dienst gedaan als wacht- en depotschip ter rede van Atjeh. Op 20 september 1878 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd.
WILLEM
Op 19 februari 1861 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 1 getrokken kanon van 16 cm. Bemanning: 225. De WILLEM werd in 1874 uit de sterkte afgevoerd.
ANNA PAULOWNA
Op 17 juni 1865 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 80,00/91,85 x 13,30 x 6,20 m. Waterverplaatsing: 3398 ton. Machinevermogen: 600 PK. Bewapening: 10 kanons van 30 pond lang en 10 getrokken kanons van 16 cm. In 1882: 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 325. In 1877 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord tot opleidingsschip verbouwd en op 6 december 1877 als zodanig in dienst gesteld. Op 1 oktober 1888 te Amsterdam uit dienst gesteld en in 1895 afgevoerd. In 1896 voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ28.185.-.
ZILVEREN KRUIS
Op 17 juni 1867 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1869 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 59,00/69,50 x 12,75 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2160 ton. Machinevermogen: 1480 PK. Snelheid: 10,5 mijl. Bewapening: 4 getrokken kanons van 16 cm en 6 kanons van 12 cm KK. Bemanning: 237. In 1886: 10 kanons van 12 cm. De ZILVEREN KRUIS maakte onder meer oefeningsreizen naar de Caribische Zee, Atlantische Oceaan en Simonsstad (Zuid-Afrika). Verder naar Oost-Indië via Rio de Janeiro en Kaap de Goede Hoop. Het schip onderging gedurende de winter 1880/81 in Nederland belangrijke reparaties aan romp, betimmering en tuig en ontving toen tevens nieuwe ketels. De bewapening werd gewijzigd in 6 kanons van 12 cm en 4 kanons van 16 cm. In 1886 bestond de bewapening uit 10 kanons van12cm. Van 19 tot 25 juli 1887 werd een reis naar de rede van Portsmouth gemaakt ter bijwoning van de vlootrevue bij gelegenheid van het 50-jarig regeringsjubileum van de Koningin van Engeland. Op 15 oktober 1887 van Texel via Montevideo, Straat Magellaan, Callao, San Francisco, Honolulu, Yokohama, Kobe, Nagasaki, Shanghai, Hongkong, Manilla en Saigon naar Batavia en aldaar op 27 september 1888 aangekomen. Aangezien de terugreis naar Nederland met het oog op de toestand van het schip en werktuigen niet raadzaam werd geacht, werd de ZILVEREN KRUIS op 27 mei 1889 uit de sterkte afgevoerd en voor sloop verkocht.
VAN GALEN
In 1868 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1872 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd. Afmetingen: 50,00/69,50 x 12,75 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2160 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 4 getrokken kanons van 16 cm en 6 kanons van 12 cm. In 1886: 10 kanons van 12 cm. Bemanning: 237. In dienst gesteld op 1 april 1876. De VAN GALEN maakte meermalen reizen naar Curaçao, Suriname en Via Rio de Janeiro en Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië. Deze laatste reizen werden voornamelijk gemaakt ter aflossing van schepelingen. Op 15 augustus 1881 uit dienst en in herstelling. In 1882 nieuwe bewapening van 6 kanons van 12 cm en 4 getrokken kanons van 12 cm KA. 1 december 1887 weer in dienst gesteld en verschillende reizen naar Oost-Indië en terug gemaakt. Op 23 mei 1891 uit dienst en in reparatie bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. 10 oktober 1891 met Hr.Ms. Koningin Emma Der Nederlanden en Johan Willem Friso vertrokken voor oefeningstocht in de Atlantische Oceaan. In een stormbui. In Portland Harbour op 15 oktober 1891 begon de VAN GALEN te drijven en kwam in aanvaring met het Engelse s.s. Salopia en verloor kluis en jaaghout en bakboordsanker. Later zwaaide de VAN GALEN tegen het voorschip van de Engelse bark Mysterieus Star en kreeg lichte schade en met sleepboothulp kreeg het schip een andere ankerplaats. In Simonsstad werd het divisie-verband verbroken en vervolgde de VAN GALEN de reis naar Oost-Indië en terug. Op 12 oktober 1892 wederom via Simonsstad naar Oost-Indië en terug. Aankomst Den Helder op 6 juni 1893. Afgekeurd voor actieve dienst en bestemd voor wachtschip te Hellevoetsluis en hiertoe verbouwd bij de werf “de Lastdrager” te Den Helder. Machines uitgenomen en verkocht. 27 augustus 1895 in dienst als tijdelijk logementsschip voor matrozen en jongens te Hellevoetsluis. Op 10 juni 1896 als wachtschip te Hellevoetsluis in dienst gesteld. In 1904 door de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam ingericht tot opleidingsschip voor matrozen, tevens dienstdoend wachtschip te Hellevoetsluis. In 1919 te Hellevoetsluis gereed gemaakt voor verkoop en in 1920 te Dordrecht gesloopt.
ATJEH
Op 3 maart 1875 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 6 december 1876 te water gelaten. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. 4 ketels. Machinevermogen: 2750 PK. Snelheid: 14,25 mijl. Voortstuwing: dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. De machines waren van de Koninklijke Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal te Amsterdam. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 4 kanons van 12 cm. Bemanning: 200. In dienst gesteld op 1 november 1877. Op 1 juni 1878 vertrokken voor het doen van een proeftocht op de Atlantische Oceaan en 12 juni daaraanvolgend met averij uit zee terug. 11 juli 1878 opnieuw naar zee en 1 augustus te Nieuwediep terug. Op 1 november 1879 via Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië, alwaar op 27 maart 1880 werd aangekomen. 15 mei 1880 van Batavia via Laboean naar Manilla en terug. Op 3 september 1880 van Soerabaja voor een reis naar Melbourne, Sydney en andere plaatsen in Australië (tentoonstelling te Melbourne) en op 13 oktober te Batavia terug. In 1884 werd het aantal kanons van 12 cm met 4 vermeerderd en bovendien 4 revolverkanons van 3,7 cm opgesteld. Op 21 februari 1884 via Kaap de Goede Hoop naar Nederland en 1 juni daaraanvolgend te Texel. Het schip maakte daarna een reis naar West-Afrika en terug. 18 november 1885 van de rede van Texel naar Curaçao en vandaar een reis naar Colon en van deze reis op 27 maart 1887 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 5 januari 1889 in dienst gesteld en een oefeningsreis naar de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gemaakt. Daarna met de TROMP een reis naar Christiana. 10 oktober 1889 met TROMP en VAN GALEN vertrokken voor een oefeningstocht in de Atlantische Oceaan. De divisie werd te Rio de Janeiro ontbonden en de ATJEH vertrok vandaar naar Oost-Indië. Aankomst te Batavia 31 januari 1890. 24 februari 1890 van Batavia vertrokken voor een reis naar de Perzische Golf en terug. Vanaf 28 september 1893 via Kaap de Goede Hoop terug naar Nederland; doch het schip bleef, wegens het voorkomen van cholera aan boord, enige dagen in de Javazee kruisen. Hetgeen de ziekte deed verdwijnen. Op 13 januari 1894 ter rede van Texel en op 1 oktober 1894 uit dienst gesteld. 9 april 1895 weer in dienst, teneinde met korvet Hr.Ms. Alkmaar Nederland bij de feestelijke opening van het Noord-Oostzeekanaal te vertegenwoordigen. Op 5 september 1895 van Vlissingen via Bahia naar Oost-Indië en 27 december daaraanvolgend te Tandjong Priok. In 1898 sleepte het schip met Hr.Ms. Koningin Emma, EDI en het gouvernements-stoomschip ZEEDUIF het 3000 tons dok van Soerabaja naar Sabang. In juni/augustus 1898 nam 100 man van de bemanning deel aan de landingsdivisie in Pedir en Edi. Op 27 maart 1899 naar Nederland via Kaapstad terug en 14 augustus daaraanvolgend te Texel. 30 augustus 1899 uit dienst gesteld. Voor de terugreis naar Nederland werden de kanons van 17 cm te Soerabaja achtergelaten om aldaar aan de wal te worden opgesteld. Evenals de zusterschepen Hr.Ms. Tromp, Koningin Emma Der Nederlanden. De Ruyter, Van Speyk en Johan Willem Friso had de ATJEH een fregatstuig, dat zich onderscheidde door de geringe hoogte en grote breedte. Onder zeil kon de telescopische schoorsteen worden neergelaten en de schroef worden gelicht. In 1906 werd het schip bij de werf “de Lastdrager” te Den Helder ingericht tot logementsschip, ter vervanging van Hr.Ms. Het Loo. Op 8 november 1906 als zodanig te Willemsoord in dienst. In 1910 werden de kanons van 12 cm vervangen door 4 kanons van 7,5 cm, afkomstig van de KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN, om dienst te doen als saluutbatterij. Het schip deed ook dienst als instructieschip voor de opleiding matrozen en de K.m.R. te Willemsoord. Op 21 mei 1921 uit dienst als opleidingsschip en gebruikt als logementsschip voor de vliegdienst te Willemsoord. In 1922 geheel ontwapend en daarna afgevoerd.
TROMP
Op 23 augustus 1875 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 12 december 1877 te water gelaten. schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. De machines waren van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing 3160 ton. 4 ketels. Machinevermogen: 2750 PK. Voortstuwing: dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. Snelheid: 14,35 mijl. Bemanning: 200. In dienst gesteld op 1 september 1882. Op 11 oktober 1882 met Zr.Ms. Leeuwarden via Kaap de Goede Hoop naar Batavia en terug. Aankomst te Nieuwediep 27 juni 1883. 29 oktober 1883 van Nieuwediep voor een oefeningstocht inde Atlantische Oceaan en naar West-Indië, waarbij onder meer Bahia, Rio de Janeiro, Montevideo, Falklands-eilanden, Kaapstad, St. Paolo de Loanda, Congorivier, Monrovia, Suriname, Curaçao, San Dominga en Haïti werden aangedaan. Op 30 juli 1884 van deze reis te Nieuwediep terug. 17 oktober 1884 naar Suriname en Curaçao, Venezuela en West-Indische wateren. Van welke reis op 5 juli 1885 te Nieuwediep terug.
Op 2 augustus 1885 via Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië en op 13 augustus 1887 naar Nederland terug. 21 december 1887 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 16 mei 1889 weer in dienst gesteld en op 6 juni daaraanvolgend van Texel vertrokken voor een zomerkruistocht in het Kanaal en de Noordzee, daarna met Zr.Ms. Atjeh naar Christiania en 20 augustus daaraanvolgend terug. 10 oktober 1889 met ATJEH en VAN GALEN voor gezamenlijke oefeningstocht vertrokken naar Atlantische Oceaan. De divisie werd op 9 december te Rio de Janeiro ontbonden en Zr.Ms. Tromp naar Buenos-Aires, Montevideo, Suriname en Curaçao naar Nederland en op 12 april 1890 ter rede van Texel terug. Op 26 april 1890 uit dienst gesteld voor nieuwe ketels en reparatie machine. 2 mei 1893 weer in dienst gesteld en 1 juni daaraanvolgend via Bahia naar Oost-Indië en 23 september 1893 te Tandjong Priok. Het schip nam in 1894 deel aan de Lombok-expeditie. Op 13 februari 1897 uit Padang via Suez naar de Turksche wateren om Hr.Ms. Piet Hein af te lossen. 15 mei 1897 ban Smyrna naar Nieuwediep. 1 juli 1898 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 1 september 1899 weer in dienst gesteld en op 7 oktober daaraanvolgend van Vlissingen via Rio de Janeiro naar Oost-Indië. In januari 1902 te Sabang 6 kanons van 17 cm A met affutage en munitie afgegeven ten behoeve van een aan te leggen batterij. 17 maart 1902 van Emmahaven naar Nederland en op 20 mei te Nieuwediep en 5 juni 1902 uit dienst gesteld. In 1904 uit de sterkte afgevoerd. 19 september 1904 voor sloop verkocht.
KONINGIN EMMA DER NEDERLANDEN
aanvankelijk DE RUYTER
Op 6 November 1876 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 20 januari 1879 te water gelaten. Op stapel gezet als DE RUYTER, doch op 7 januari 1879 herdoopt in KONINGIN EMMA DER NEDERLANDEN. Machines en ketels van de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. Machinevermogen: 2732 PK. Snelheid: 14,1 mij1. Bemanning: 200. 4 ketels. Dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. In dienst gesteld op 1 december 1880. Op 15 januari 1881 van Nieuwediep naar Oost-Indië via Rio de Janeiro en van Oost-Indië naar Japanse- en Chinesche havens. 3 december 1881 te Batavia terug. Het schip assisteert op 7 maart 1885 Zr.Ms. Leeuwarden, welk schip op de kust van Atjeh op een rif was gelopen. Vanaf 29 december 1885 van Oost-Indië via Kaap de Goede Hoop naar Nederland en 16 april 1886 te Willemsoord. Op 15 november 1886 van Willemsoord naar Curaçao en in 1887 een reis door de Caribische Zee en vandaar naar New York en Philadelphia ter bijwoning van het eeuwfeest van de constitutie der Verenigde Staten. Van 10 december 1887 tot 5 januari 1888 bezoek aan de Engelse Bovenwindsche eilanden, Colombia en Venezuela. 25 maart 1888 te Curaçao terug. 16 juli 1888 van Curaçao naar Haïti ter bescherming der Nederlandse belangen, van welke reis op 29 juli daaraanvolgend te Curaçao terug. Op 17 oktober 1888 van Curaçao naar Nederland en op 21 december 1888 aldaar uit dienst gesteld. 20 november 1888 NNW wind met stormvlagen was het niet mogelijk de Texelsche zeegaten te bereiken en moest te IJmuiden worden binnengelopen. Geheel IJmuiden was op de been en de reddingboot werd gereed gemaakt, teneinde eventueel hulp te verlenen. Op 27 november 1888 IJmuiden verlaten, gesleept door de sleepboten Hercules en Simson en op 27 november daaraanvolgend te Nieuwediep gemeerd. 17 mei 1890 weer in dienst gesteld na herstelling en voorzien te zijn van nieuwe ketels. Op 5 juni 1890 vertrokken voor een oefeningstocht in Noord- en Oostzee, waarbij Stockholm, Kroonstad en Petersburg werden bezocht. 22 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 11 oktober 1890 van de rede van Texel vetrokken voor een oefeningstocht in de Atlantische Oceaan, waarbij onder meer Zuid-Amerika en Zuid-Afrika werd aangedaan, van welke reis op 6 mei 1891 terug. Op 10 oktober 1891 in divisie-verband met Hr.Ms. Johan Willem Friso en Van Galen voor gezamenlijke oefeningstocht in Atlantische Oceaan. Op 28 december 1891 te Simonsstad, waar de divisie werd ontbonden en Hr.Ms. Koningin Emma Der Nederlanden naar Oost-Indië vertrok. Aankomst Batavia 19 februari 1892. Het schip nam in 1894 deel aan de Lombok-expeditie. 13 januari 1896 van Soerabaja via Kaapstad naar Nederland en 12 mei daaraanvolgend te Nieuwediep. 22 mei 1896 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 16 juni 1897 weer in dienst en op 15 juli daaraanvolgend van Vlissingen via de Turkse wateren naar Oost-Indië, waarbij het schip van3 augustus tot 20 september te Smyrna verbleef. Het fregat sleepte in april 1898 het 3000 tons dok van Soerabaja naar Sabang met Hr.Ms. Atjeh en Edi en het gouvernements stoomschip ZEEDUIF. 15 februari 1900 uit Oost-Indië via Kaap de Goede Hoop naar Nederland vertrokken, na vooraf te Soerabaja de kanons van 17 cm A te hebben achtergelaten om op de aan te leggen verdedigingswerken ter plaatse te worden opgesteld, 11 juni daaraanvolgend te Nieuwediep en 23 juni uit dienst gesteld.
In 1908 door de werf “de Lastdrager” te Den Helder ingericht tot logementsschip. 16 november 1908 in dienst gesteld als logementsschip ter vervanging van het torpedo-instructieschip MARNIX. In 1920 Wachtschip te Willemsoord. Op 14 mei 1940 aldaar in Duitse handen gevallen. In 1942 te Den Helder gekapseisd en gezonken. In april 1943 gelicht en daarna ten Noorden van Fort Harssens tot zinken gebracht.
DE RUYTER (II)
In 1879 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 22 september 1880 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd met ijzer bekleed. Machines en ketels van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Afmetingen: 80,00/91,20 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. 4 ketels. Machinevermogen: 3000 PK. Voortstuwing: dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. Snelheid: 14 mijl. Bemanning: 280. In dienst gesteld op 1 augustus 1885. Op 2 september 1885 via Suez naar Oost-Indië. 10 april 1889 van Oost-Indië vertrokken voor een reis naar Australië en de Britse- en Duitse nederzettingen op Nieuw-Guinea. 29 oktober 1888 van Batavia naar Soerabaja met korvet Zr.Ms. Gedeh op sleeptouw. 24 april 1890 van Padang naar Nederland via Kaap de Goede Hoop en op 5 september daaraanvolgend ter rede van Texel. Op 20 maart 1891 naar Suriname en Curaçao en de Caribische Zee, waar diverse eilanden werden bezocht. 15 februari 1893 van Curaçao naar Nederland en op 27 maart daaraanvolgend terug in Nederland en uit dienst. Bij de Nederlandse Fabriek van Werktuigen, enz. te Amsterdam van 6 nieuwe ketels voorzien. 1 oktober 1893 van Texel naar Oost-Indië ter aflossing van personeel. Tevens werd de reis benut tot het aandoen van Rio de Janeiro, teneinde met het oog op de in Brazilië uitgebroken opstand, de Nederlandse belangen aldaar te beschermen. Het schip verbleef van 7 november tot 8 december 1893 te Rio de Janeiro. Vandaar via Kaap de Goede Hoop naar Tandjong Priok. Op deze laatste reis werden ijsbergen gezien van ruim 100 m hoogte. Na verwisseling van personeel op 21 maart 1894 van Soerabaja via Kaapstad naar Nederland vertrokken en op 17 juli daaraanvolgend ter rede van Texel. 1 oktober 1894 uit dienst gesteld en in herstelling. 1 september 1896 weer in dienst en op 10 oktober daaraanvolgend van Vlissingen via Buenos-Aires en Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië en 6 februari 1897 te Padang, 12 maart 1899 via Suez naar Nederland. Vóór vertrek naar Nederland werden te Soerabaja de kanons van 1 cm A No. 1 aldaar achtergelaten om aan de wal te worden opgesteld. De bewapening van Hr.Ms. De Ruyter bestond uit 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Op 8 mei 1899 liep het schip te Nieuwediep binnen en werd op 27 mei daaraanvolgend uit dienst gesteld en uit de sterkte afgevoerd. In juni 1900 werd DE RUYTER voor sloop verkocht.
KORTENAER
In 1881 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00 x 12,50 x 6, 10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. Machinevermogen: 3000 PK. Snelheid: 14,5 mijl. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280. Het schip stond bij de brand op Rijkswerf te Amsterdam op 20 juni 1883 nog op stapel en verbrande totaal.
DOGGERSBANK
Op 5 augustus 1881 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1882 te water gelaten. Machines en ketels van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/92,10 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. Machinevermogen: 3000 PK. Snelheid: 14,5 mijl. Bewapening 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280. Bij de brand op Rijkswerf te Amsterdam op 20 juni 1883 was het schip nagenoeg geheel gereed, doch het werd totaal vernield, zodat de overblijfselen moesten worden gesloopt.
VAN SPEYK
Op 9 februari 1880 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 7 juni 1882 te water gelaten. Machines en ketels van Koninklijke Fabriek van Werktuigen, enz. te Amsterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/92,10 x 12,50 x 7,00 m. Waterverplaatsing: 3575 ton. Machinevermogen: 2891 PK. Snelheid: 14,25 mijl. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280.
In dienst gesteld op 1 maart 1887. Op 2 april 1887 van Willemsoord naar Oost-Indië via Rio de Janeiro en 10 augustus daaraanvolgend te Batavia. 22 februari 1892 van Batavia via Kaap de Goede Hoop naar Nederland en 29 mei daaraanvolgend ter rede van Texel. Op 29 oktober 1892 van Texel voor oefeningstocht op de Noord Atlantische Oceaan, waarbij werd deelgenomen aan een revue te Hampton-Roads, ter gelegenheid van de feesten van de ontwekking van Amerika. Van New York via Bahia en Emmastad terug en 9 juni 1893 ter rede van Texel. Op 15 juli 1893 uit dienst en in herstelling. 1 oktober 1894 weer in dienst gesteld en op 7 november daaraanvolgend van Vlissingen naar zee ter aflossing van personeel in Oost-Indië via Bahia en op 19 maart 1895 in Tandjong Priok. Op 30 januari 1895 werd een ijs-eiland gepasseerd van naar schatting 1000 m breedte en 200 m hoogte, verder nog meer ijsbergen; doch van kleinere afmetingen. 20 april 1895 van Oost-Indië naar Nederland via Durban, Kaapstad en Cadiz. 13 juli 1895 met Hr.Ms. Johan Willem Friso tot een divisie verenigd van Cadiz naar Marokko, 21 juli daaraanvolgend werd de divisie ontbonden en vertrok de VAN SPEYK naar Nederland en kwam op 29 juli daaraanvolgend ter rede van Texel. 18 oktober 1895 van Vlissingen ter aflossing van personeel via Rio de Janeiro naar Oost-Indië, en op 6 februari 1896 te Tandjong Priok. Op 8 maart 1896 van Oleh-leh via Suez naar Nederland met opdracht Venetië aan te lopen om het stoffelijk overschot van Z.H. Willem George Frederik. In het jaar 1799 te Padua begraven, naar Nederland over te brengen ter bijzetting te Delft. Het schip kwam 23 Juni 1896 te Nieuwediep aan. Op 17 oktober 1896 van Vlissingen naar Oost-Indië via Buenos-Aires en Kaap de Goede Hoop en op 16 februari 1897 te Padang. Met spoed weer terug om Hr.Ms. Tromp in de Turkse wateren af te lossen. 20 maart 1897 van Oleh-leh en op 3 mei daaraanvolgend te Smyrna. 5 augustus 1897 van Smyrna naar Nederland en op 27 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 16 september 1897 uit dienst gesteld en uit de sterkte afgevoerd. In 1904 ingericht tot logementsschip voor de Werfdivisie te Den Helder. Het schip verbleef op de Marinewerf tot 1942. In 1942 van Den Helder naar de Coenhaven te Amsterdam overgebracht. Begin maart 1946 voor sloop naar Hendrik-Ido-Ambacht verkocht.
JOHAN WILLEM FRISO
aanvankelijk KORTENAER
Op 22 oktober 1883 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 10 juni 1886 te water gelaten. Op stapel gezet ter vervanging van het fregat KORTENAER, welk schip bij de brand op Rijkswerf te Amsterdam op 20 juni 1883 verloren ging. Machines en ketels van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,64 x 7,00 m. Waterverplaatsing: 3710 ton. Machinevermogen: 3133 PK. Snelheid: 14,8 mijl. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280. In dienst gesteld op 1 februari 1888. Op 31 maart 1888 van Vlissingen naar Lissabon en Barcelona (internationale tentoonstelling) en 16 juni daaraanvolgend ter rede van Texel terug. 25 augustus 1888 van Texel via Paramaribo naar Curaçao. Tijdens het verblijf te Curaçao werden de Britse Bovenwindsche eilanden San Domingo, St. Thomas en Trinidad bezocht. Op 10 mei 1891 van Curaçao via Bermuda (reparatie) naar Nederland en op 8 juni daaraanvolgend ter rede van Texel. 10 oktober 1891 in divisie-verband met Hr.Ms. Koningin Emma Der Nederlanden en VAN GALEN van Texel voor een oefeningstocht in de Atlantische Oceaan. Het schip geraakte op 15 oktober 1891 in Portland Harbour in een stormbui op drift, dreef langs de Engelse bark Mysterious Star en bekwam enige lichte schade. 28 december 1891 aankomst te Simonsstad, waar de divisie werd ontbonden en Hr.Ms. Johan Willem Friso naar Paramaribo vertrok, waar op 19 februari 1892 werd aangekomen. 25 februari daaraanvolgend van Paramaribo naar Curaçao en op 26 maart 1892 van Curaçao via Havanna naar Nederland, waar 15 mei daaraanvolgend ter rede van Texel werd geankerd. Op 7 augustus 1892 van Texel naar de Middellandse zee en Noord Atlantische Oceaan, waarbij te Spezia en Huelva werd deelgenomen aan de feesten van de ontdekking van Amerika en ook Egypte werd bezocht. 25 februari 1893 ter rede van Texel terug. 16 april 1894 weer in dienst gesteld en op 23 november van Vlissingen naar zee met bestemming Oost-Indië ter aflossing van personeel. Via Bahia en op 23 maart 1895 te Batavia. 21 april 1895 weer terug naar Nederland via Kaapstad en Cadiz. Op 13 juli 1895 van Cadiz met Hr.Ms. Van Speyk tot een divisie verenigd naar Marokko. 21 juli werd de divisie ontbonden en vertrok de JOHAN WILLEM FRISO naar Nederland, waar op 30 juli daaraanvolgend ter rede van Texel werd geankerd. Het schip passeerde op 1 februari 1895 een ijsberg van circa 120 m hoogte en een breedte van 1200 m.
Op 14 oktober 1895 van Vlissingen ter aflossing van personeel via Rio de Janeiro naar Oost-Indië en op 29 januari 1896 te Batavia. 2 maart 1896 weer via Kaapstad terug naar Nederland en op 23 juni daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 1 oktober 1896 van Nieuwediep naar zee met bestemming de Turkse wateren met het oog op de politieke toestand aldaar. 7 januari 1897 van Smyrna naar Oost-Indië, na door Hr.Ms. Piet Hein te zijn afgelost. Na een verblijf te Djeddah werd koers gezet naar Lourenzo-Marques voor aanraking met de Zuid-Afrikaanse Republiek. Vandaar naar Padang, waar op 24 april 1897 werd aangekomen. Op 15 mei 1897 van Padang via Kaap de Goede Hoop naar Nederland terug en op 25 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep. 16 september 1897 uit dienst gesteld en in 1899 gesloopt.
Allereerst werden deze schepen fregatten met stoomvermogen genoemd, daarna Schroefstoomschepen 1ste klasse en in mei 1893 kortweg fregatten, uitgenomen de VAN GALEN, welk schip toen als korvet werd aangemerkt.
DE RUYTER (I)
In 1831 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en eerst in 1853 te water gelaten. Oorspronkelijk als linieschip van 74 stukken van hout gebouwd. Afmetingen: 64,52 x 14,46 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 2828 ton. In 1850 geraseerd tot fregat 1ste klasse van 54 stukken. Het schip liep ten slotte in 1853 van stapel, waarna het in 1860 werd voorzien van stoomvermogen. Machinevermogen: 400 PK. Bewapening: 45 stukken. In 1863 verbouwd tot stoombatterij en in 1874 gesloopt.
ADMIRAAL VAN WASSENAAR
aanvankelijk PIET HEIN
Van hout gebouwd. Op 15 februari 1833 op stapel gezet bij Rijkswerf te Amsterdam. In 1850 uit elkaar genomen en daarna in 1853 opnieuw op stapel gezet als fregat met stoomvermogen. Oorspronkelijk op stapel gezet als linieschip PIET HEIN. Het schip liep in 1856 onder de naam ADMIRAAL VAN WASSENAAR te water. Afmetingen: 62,36/72,86 x 15,72 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 3650 ton. Machinevermogen: 300 PK. Bewapening: 45 stukken, later 4 van 30 pond midd., 4 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 470. In dienst gesteld op 16 juli 1857. De ADMIRAAL VAN WASSENAAR was het eerste fregat met stoomvermogen der Koninklijke Marine. Eerste reis op 4 augustus 1857 naar de Middellandse zee. Het schip maakte in eskaderverband een reis naar Madeira, Cadiz en Schotland en was op 4 september 1858 ter rede van Texel terug. Op 17 augustus 1859 van de rede van Texel vertrokken naar Lissabon met 150 man koloniale troepen aan boord om deze aan een Nederlands koopvaardijschip over te geven. 23 september daaraanvolgend te Nieuwediep terug. In 1875 op Rijkswerf te Amsterdam verbouwd tot opleidingsschip en op 11 april 1878 als zodanig in dienst gesteld voor de opleiding van jongens en lichtmatrozen te Amsterdam. In 1882 werden de 4 kanons van 30 pond midd. vervangen door 4 kanons van 12 cm KA. Als opleidingsschip, tevens wachtschip te Amsterdam tot 1 januari 1913 dienst gedaan. Op 28 mei 1913 te Amsterdam voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ37.781,-.
EVERTSEN
Op 16 oktober 1854 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1857 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 63,50 x 15,70 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 3300 ton. Machinevermogen: 400 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 51 stukken. In 1882: 4 kanons van 12 cm K, 8 kanons van 7,5 cm A, 1 van 3,7 cm en 1 revolverkanon van 3,7 cm. Bemanning: 500. Op 1 mei 1877 werd het schip bestemd voor de voorbereidende oefeningen van de zeemilitie. 15 november 1881 werd het fregat EVERTSEN uit dienst gesteld en op Rijkswerf te Willemsoord van ketels en machines ontdaan. Op 11 maart 1893 herdoopt in NEPTUNUS. In 1907 werden de bronzen kanons van 12 cm KA vervangen door stalen kanons. In september 1914 werd aan boord logies verleend aan personeel van de landmacht. In 1921 is het schip afgevoerd.
ZEELAND
Op 28 februari 1856 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1859 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 63,50 x 15,70 x 6,70 m. Waterverplaatsing: 3300 ton. Machinevermogen: 400 PK. Snelheid: 8 mijl. Bewapening: 51 stukken, later als wachtschip: 1 kanon van 15 cm A, 3 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 500. Het schip deed onder meer dienst in Oost-Indië. In 1874 uit de sterkte afgevoerd. In 1876 dienstdoend wachtschip te Batavia ter vervanging van wachtschip Zr.Ms. Van Speyk. Op 29 augustus 1883 wegens het uitbreken van cholera door de bemanning verlaten. 8 december 1883 uit dienst gesteld. Omstreeks half januari 1884 naar de rede van Soerabaja gesleept en aldaar voor sloop verkocht.
ADOLF HERTOG VAN NASSAU
Op 4 december 1858 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1861 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 62,36/72,86 x 15,72 x 6,80 m. Waterverplaatsing: 3750 ton. Machinevermogen: 450 PK. Bewapening: 51 stukken. Als wachtschip: 4 kanons van 12 cm KA en 2 kanons van 7,5 cm A. Bemanning: 500. Op 21 april 1879 als wachtschip te Willemsoord in dienst gesteld. In 1914 voor sloop verkocht.
DJAMBI
Op 29 december 1858 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1860 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 250. Het schip deed ander meer dienst in Oost-Indië. De DJAMBI nam van 5 tot 10 september 1864 deel aan de actie tegen Japan. In 1874 te Simonsstad verkocht.
ZOUTMAN
Op 15 november 1859 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1861 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 250 PK. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 250. De ZOUTMAN werd in 1871 uit de sterkte afgevoerd.
LEEUWARDEN
Op 6 december 1859 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1861 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 250 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 10 getrokken kanons van 16 cm. In 1881: 6 kanons van 12 cm, 4 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 225. Het schip deed voornamelijk dienst in Oost- en West-Indië. Op 3 maart 1885 op de kust van Atjeh op een rif gelopen. Na inventaris, artillerie, tuig, enz. te hebben afgegeven aan de assisterende schepen KONINGIN EMMA, BORNEO, de hopperbarge Kedirie, drie grote prauwen en het s.s. Vice-President Prins, kwam het schip op 11 maart 1885 weer vlot. Op 17 april 1885 op sleeptouw van de hopperbarges Soerabaja en Kederie onder konvooi van Zr.Ms. Borneo naar Batavia. Aankomst Onrust op 4 mei daaraanvolgend en 9 mei te Soerabaja. Op 30 september 1885 uit dienst gesteld en te Soerabaja voor sloop verkocht.
CURAÇAO
Op 14 juli 1850 op Rijkswerf te Vlissingen op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 225. Het schip maakte onder meer een reis van Texel naar Oost-Indië via Straat Magellaan, San Francisco, China, Japan en de Philippijnen. Vertrek Texel 13 oktober 1974 en aankomst Batavia op 3 oktober 1875. Verder verbleef de CURAÇAO in Oost-Indië en maakte onder meer een reis naar Simonsbaai (Zuid-Afrika) ter verwisseling van personeel uit Nederland afkomstig. Op 1 oktober 1878 over naar de Indische Militaire Marine. In 1878 maakte het schip een reis naar Djeddah. De CURAÇAO was achtereenvolgens wachtschip ter rede van Oleh-leh en wachtschip te Soerabaja ter vervanging van korvet Zr.Ms. Gedeh. 1 oktober 1885 uit dienst gesteld en in 1886 voor sloop verkocht.
METALEN KRUIS
aanvankelijk SOERABAJA
Op 21 maart 1860 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1862 te water gelaten. Op stapel gezet als SOERABAJA, doch in 1863 herdoopt in METALEN KRUIS. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 8 getrokken kanons van 16 cm. Bemanning: 225. Het schip deed onder meer dienst in Oost-Indië. De METALEN KRUIS nam van 5 tot 10 september 1864 deel aan de actie tegen Japan. In 1877 werd aan de Salamanga-expeditie deelgenomen. Verder heeft het schip ook dienst gedaan als wacht- en depotschip ter rede van Atjeh. Op 20 september 1878 te Soerabaja uit dienst gesteld en afgekeurd.
WILLEM
Op 19 februari 1861 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1863 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 58,00/62,84 x 12,25 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2030 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 8 kanons van 30 pond lang en 1 getrokken kanon van 16 cm. Bemanning: 225. De WILLEM werd in 1874 uit de sterkte afgevoerd.
ANNA PAULOWNA
Op 17 juni 1865 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1867 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 80,00/91,85 x 13,30 x 6,20 m. Waterverplaatsing: 3398 ton. Machinevermogen: 600 PK. Bewapening: 10 kanons van 30 pond lang en 10 getrokken kanons van 16 cm. In 1882: 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 325. In 1877 bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Fijenoord tot opleidingsschip verbouwd en op 6 december 1877 als zodanig in dienst gesteld. Op 1 oktober 1888 te Amsterdam uit dienst gesteld en in 1895 afgevoerd. In 1896 voor sloop verkocht. Opbrengst ƒ28.185.-.
ZILVEREN KRUIS
Op 17 juni 1867 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1869 te water gelaten. Van hout gebouwd. Afmetingen: 59,00/69,50 x 12,75 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2160 ton. Machinevermogen: 1480 PK. Snelheid: 10,5 mijl. Bewapening: 4 getrokken kanons van 16 cm en 6 kanons van 12 cm KK. Bemanning: 237. In 1886: 10 kanons van 12 cm. De ZILVEREN KRUIS maakte onder meer oefeningsreizen naar de Caribische Zee, Atlantische Oceaan en Simonsstad (Zuid-Afrika). Verder naar Oost-Indië via Rio de Janeiro en Kaap de Goede Hoop. Het schip onderging gedurende de winter 1880/81 in Nederland belangrijke reparaties aan romp, betimmering en tuig en ontving toen tevens nieuwe ketels. De bewapening werd gewijzigd in 6 kanons van 12 cm en 4 kanons van 16 cm. In 1886 bestond de bewapening uit 10 kanons van12cm. Van 19 tot 25 juli 1887 werd een reis naar de rede van Portsmouth gemaakt ter bijwoning van de vlootrevue bij gelegenheid van het 50-jarig regeringsjubileum van de Koningin van Engeland. Op 15 oktober 1887 van Texel via Montevideo, Straat Magellaan, Callao, San Francisco, Honolulu, Yokohama, Kobe, Nagasaki, Shanghai, Hongkong, Manilla en Saigon naar Batavia en aldaar op 27 september 1888 aangekomen. Aangezien de terugreis naar Nederland met het oog op de toestand van het schip en werktuigen niet raadzaam werd geacht, werd de ZILVEREN KRUIS op 27 mei 1889 uit de sterkte afgevoerd en voor sloop verkocht.
VAN GALEN
In 1868 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1872 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd. Afmetingen: 50,00/69,50 x 12,75 x 5,50 m. Waterverplaatsing: 2160 ton. Machinevermogen: 700 PK. Snelheid: 8,5 mijl. Bewapening: 4 getrokken kanons van 16 cm en 6 kanons van 12 cm. In 1886: 10 kanons van 12 cm. Bemanning: 237. In dienst gesteld op 1 april 1876. De VAN GALEN maakte meermalen reizen naar Curaçao, Suriname en Via Rio de Janeiro en Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië. Deze laatste reizen werden voornamelijk gemaakt ter aflossing van schepelingen. Op 15 augustus 1881 uit dienst en in herstelling. In 1882 nieuwe bewapening van 6 kanons van 12 cm en 4 getrokken kanons van 12 cm KA. 1 december 1887 weer in dienst gesteld en verschillende reizen naar Oost-Indië en terug gemaakt. Op 23 mei 1891 uit dienst en in reparatie bij de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. 10 oktober 1891 met Hr.Ms. Koningin Emma Der Nederlanden en Johan Willem Friso vertrokken voor oefeningstocht in de Atlantische Oceaan. In een stormbui. In Portland Harbour op 15 oktober 1891 begon de VAN GALEN te drijven en kwam in aanvaring met het Engelse s.s. Salopia en verloor kluis en jaaghout en bakboordsanker. Later zwaaide de VAN GALEN tegen het voorschip van de Engelse bark Mysterieus Star en kreeg lichte schade en met sleepboothulp kreeg het schip een andere ankerplaats. In Simonsstad werd het divisie-verband verbroken en vervolgde de VAN GALEN de reis naar Oost-Indië en terug. Op 12 oktober 1892 wederom via Simonsstad naar Oost-Indië en terug. Aankomst Den Helder op 6 juni 1893. Afgekeurd voor actieve dienst en bestemd voor wachtschip te Hellevoetsluis en hiertoe verbouwd bij de werf “de Lastdrager” te Den Helder. Machines uitgenomen en verkocht. 27 augustus 1895 in dienst als tijdelijk logementsschip voor matrozen en jongens te Hellevoetsluis. Op 10 juni 1896 als wachtschip te Hellevoetsluis in dienst gesteld. In 1904 door de Maatschappij “Fijenoord” te Rotterdam ingericht tot opleidingsschip voor matrozen, tevens dienstdoend wachtschip te Hellevoetsluis. In 1919 te Hellevoetsluis gereed gemaakt voor verkoop en in 1920 te Dordrecht gesloopt.
ATJEH
Op 3 maart 1875 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 6 december 1876 te water gelaten. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. 4 ketels. Machinevermogen: 2750 PK. Snelheid: 14,25 mijl. Voortstuwing: dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. De machines waren van de Koninklijke Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal te Amsterdam. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 4 kanons van 12 cm. Bemanning: 200. In dienst gesteld op 1 november 1877. Op 1 juni 1878 vertrokken voor het doen van een proeftocht op de Atlantische Oceaan en 12 juni daaraanvolgend met averij uit zee terug. 11 juli 1878 opnieuw naar zee en 1 augustus te Nieuwediep terug. Op 1 november 1879 via Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië, alwaar op 27 maart 1880 werd aangekomen. 15 mei 1880 van Batavia via Laboean naar Manilla en terug. Op 3 september 1880 van Soerabaja voor een reis naar Melbourne, Sydney en andere plaatsen in Australië (tentoonstelling te Melbourne) en op 13 oktober te Batavia terug. In 1884 werd het aantal kanons van 12 cm met 4 vermeerderd en bovendien 4 revolverkanons van 3,7 cm opgesteld. Op 21 februari 1884 via Kaap de Goede Hoop naar Nederland en 1 juni daaraanvolgend te Texel. Het schip maakte daarna een reis naar West-Afrika en terug. 18 november 1885 van de rede van Texel naar Curaçao en vandaar een reis naar Colon en van deze reis op 27 maart 1887 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 5 januari 1889 in dienst gesteld en een oefeningsreis naar de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gemaakt. Daarna met de TROMP een reis naar Christiana. 10 oktober 1889 met TROMP en VAN GALEN vertrokken voor een oefeningstocht in de Atlantische Oceaan. De divisie werd te Rio de Janeiro ontbonden en de ATJEH vertrok vandaar naar Oost-Indië. Aankomst te Batavia 31 januari 1890. 24 februari 1890 van Batavia vertrokken voor een reis naar de Perzische Golf en terug. Vanaf 28 september 1893 via Kaap de Goede Hoop terug naar Nederland; doch het schip bleef, wegens het voorkomen van cholera aan boord, enige dagen in de Javazee kruisen. Hetgeen de ziekte deed verdwijnen. Op 13 januari 1894 ter rede van Texel en op 1 oktober 1894 uit dienst gesteld. 9 april 1895 weer in dienst, teneinde met korvet Hr.Ms. Alkmaar Nederland bij de feestelijke opening van het Noord-Oostzeekanaal te vertegenwoordigen. Op 5 september 1895 van Vlissingen via Bahia naar Oost-Indië en 27 december daaraanvolgend te Tandjong Priok. In 1898 sleepte het schip met Hr.Ms. Koningin Emma, EDI en het gouvernements-stoomschip ZEEDUIF het 3000 tons dok van Soerabaja naar Sabang. In juni/augustus 1898 nam 100 man van de bemanning deel aan de landingsdivisie in Pedir en Edi. Op 27 maart 1899 naar Nederland via Kaapstad terug en 14 augustus daaraanvolgend te Texel. 30 augustus 1899 uit dienst gesteld. Voor de terugreis naar Nederland werden de kanons van 17 cm te Soerabaja achtergelaten om aldaar aan de wal te worden opgesteld. Evenals de zusterschepen Hr.Ms. Tromp, Koningin Emma Der Nederlanden. De Ruyter, Van Speyk en Johan Willem Friso had de ATJEH een fregatstuig, dat zich onderscheidde door de geringe hoogte en grote breedte. Onder zeil kon de telescopische schoorsteen worden neergelaten en de schroef worden gelicht. In 1906 werd het schip bij de werf “de Lastdrager” te Den Helder ingericht tot logementsschip, ter vervanging van Hr.Ms. Het Loo. Op 8 november 1906 als zodanig te Willemsoord in dienst. In 1910 werden de kanons van 12 cm vervangen door 4 kanons van 7,5 cm, afkomstig van de KONINGIN WILHELMINA DER NEDERLANDEN, om dienst te doen als saluutbatterij. Het schip deed ook dienst als instructieschip voor de opleiding matrozen en de K.m.R. te Willemsoord. Op 21 mei 1921 uit dienst als opleidingsschip en gebruikt als logementsschip voor de vliegdienst te Willemsoord. In 1922 geheel ontwapend en daarna afgevoerd.
TROMP
Op 23 augustus 1875 bij Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 12 december 1877 te water gelaten. schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. De machines waren van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing 3160 ton. 4 ketels. Machinevermogen: 2750 PK. Voortstuwing: dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. Snelheid: 14,35 mijl. Bemanning: 200. In dienst gesteld op 1 september 1882. Op 11 oktober 1882 met Zr.Ms. Leeuwarden via Kaap de Goede Hoop naar Batavia en terug. Aankomst te Nieuwediep 27 juni 1883. 29 oktober 1883 van Nieuwediep voor een oefeningstocht inde Atlantische Oceaan en naar West-Indië, waarbij onder meer Bahia, Rio de Janeiro, Montevideo, Falklands-eilanden, Kaapstad, St. Paolo de Loanda, Congorivier, Monrovia, Suriname, Curaçao, San Dominga en Haïti werden aangedaan. Op 30 juli 1884 van deze reis te Nieuwediep terug. 17 oktober 1884 naar Suriname en Curaçao, Venezuela en West-Indische wateren. Van welke reis op 5 juli 1885 te Nieuwediep terug.
Op 2 augustus 1885 via Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië en op 13 augustus 1887 naar Nederland terug. 21 december 1887 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 16 mei 1889 weer in dienst gesteld en op 6 juni daaraanvolgend van Texel vertrokken voor een zomerkruistocht in het Kanaal en de Noordzee, daarna met Zr.Ms. Atjeh naar Christiania en 20 augustus daaraanvolgend terug. 10 oktober 1889 met ATJEH en VAN GALEN voor gezamenlijke oefeningstocht vertrokken naar Atlantische Oceaan. De divisie werd op 9 december te Rio de Janeiro ontbonden en Zr.Ms. Tromp naar Buenos-Aires, Montevideo, Suriname en Curaçao naar Nederland en op 12 april 1890 ter rede van Texel terug. Op 26 april 1890 uit dienst gesteld voor nieuwe ketels en reparatie machine. 2 mei 1893 weer in dienst gesteld en 1 juni daaraanvolgend via Bahia naar Oost-Indië en 23 september 1893 te Tandjong Priok. Het schip nam in 1894 deel aan de Lombok-expeditie. Op 13 februari 1897 uit Padang via Suez naar de Turksche wateren om Hr.Ms. Piet Hein af te lossen. 15 mei 1897 ban Smyrna naar Nieuwediep. 1 juli 1898 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 1 september 1899 weer in dienst gesteld en op 7 oktober daaraanvolgend van Vlissingen via Rio de Janeiro naar Oost-Indië. In januari 1902 te Sabang 6 kanons van 17 cm A met affutage en munitie afgegeven ten behoeve van een aan te leggen batterij. 17 maart 1902 van Emmahaven naar Nederland en op 20 mei te Nieuwediep en 5 juni 1902 uit dienst gesteld. In 1904 uit de sterkte afgevoerd. 19 september 1904 voor sloop verkocht.
KONINGIN EMMA DER NEDERLANDEN
aanvankelijk DE RUYTER
Op 6 November 1876 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 20 januari 1879 te water gelaten. Op stapel gezet als DE RUYTER, doch op 7 januari 1879 herdoopt in KONINGIN EMMA DER NEDERLANDEN. Machines en ketels van de Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere werktuigen te Amsterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. Machinevermogen: 2732 PK. Snelheid: 14,1 mij1. Bemanning: 200. 4 ketels. Dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. In dienst gesteld op 1 december 1880. Op 15 januari 1881 van Nieuwediep naar Oost-Indië via Rio de Janeiro en van Oost-Indië naar Japanse- en Chinesche havens. 3 december 1881 te Batavia terug. Het schip assisteert op 7 maart 1885 Zr.Ms. Leeuwarden, welk schip op de kust van Atjeh op een rif was gelopen. Vanaf 29 december 1885 van Oost-Indië via Kaap de Goede Hoop naar Nederland en 16 april 1886 te Willemsoord. Op 15 november 1886 van Willemsoord naar Curaçao en in 1887 een reis door de Caribische Zee en vandaar naar New York en Philadelphia ter bijwoning van het eeuwfeest van de constitutie der Verenigde Staten. Van 10 december 1887 tot 5 januari 1888 bezoek aan de Engelse Bovenwindsche eilanden, Colombia en Venezuela. 25 maart 1888 te Curaçao terug. 16 juli 1888 van Curaçao naar Haïti ter bescherming der Nederlandse belangen, van welke reis op 29 juli daaraanvolgend te Curaçao terug. Op 17 oktober 1888 van Curaçao naar Nederland en op 21 december 1888 aldaar uit dienst gesteld. 20 november 1888 NNW wind met stormvlagen was het niet mogelijk de Texelsche zeegaten te bereiken en moest te IJmuiden worden binnengelopen. Geheel IJmuiden was op de been en de reddingboot werd gereed gemaakt, teneinde eventueel hulp te verlenen. Op 27 november 1888 IJmuiden verlaten, gesleept door de sleepboten Hercules en Simson en op 27 november daaraanvolgend te Nieuwediep gemeerd. 17 mei 1890 weer in dienst gesteld na herstelling en voorzien te zijn van nieuwe ketels. Op 5 juni 1890 vertrokken voor een oefeningstocht in Noord- en Oostzee, waarbij Stockholm, Kroonstad en Petersburg werden bezocht. 22 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep terug. 11 oktober 1890 van de rede van Texel vetrokken voor een oefeningstocht in de Atlantische Oceaan, waarbij onder meer Zuid-Amerika en Zuid-Afrika werd aangedaan, van welke reis op 6 mei 1891 terug. Op 10 oktober 1891 in divisie-verband met Hr.Ms. Johan Willem Friso en Van Galen voor gezamenlijke oefeningstocht in Atlantische Oceaan. Op 28 december 1891 te Simonsstad, waar de divisie werd ontbonden en Hr.Ms. Koningin Emma Der Nederlanden naar Oost-Indië vertrok. Aankomst Batavia 19 februari 1892. Het schip nam in 1894 deel aan de Lombok-expeditie. 13 januari 1896 van Soerabaja via Kaapstad naar Nederland en 12 mei daaraanvolgend te Nieuwediep. 22 mei 1896 uit dienst gesteld en in herstelling. Op 16 juni 1897 weer in dienst en op 15 juli daaraanvolgend van Vlissingen via de Turkse wateren naar Oost-Indië, waarbij het schip van3 augustus tot 20 september te Smyrna verbleef. Het fregat sleepte in april 1898 het 3000 tons dok van Soerabaja naar Sabang met Hr.Ms. Atjeh en Edi en het gouvernements stoomschip ZEEDUIF. 15 februari 1900 uit Oost-Indië via Kaap de Goede Hoop naar Nederland vertrokken, na vooraf te Soerabaja de kanons van 17 cm A te hebben achtergelaten om op de aan te leggen verdedigingswerken ter plaatse te worden opgesteld, 11 juni daaraanvolgend te Nieuwediep en 23 juni uit dienst gesteld.
In 1908 door de werf “de Lastdrager” te Den Helder ingericht tot logementsschip. 16 november 1908 in dienst gesteld als logementsschip ter vervanging van het torpedo-instructieschip MARNIX. In 1920 Wachtschip te Willemsoord. Op 14 mei 1940 aldaar in Duitse handen gevallen. In 1942 te Den Helder gekapseisd en gezonken. In april 1943 gelicht en daarna ten Noorden van Fort Harssens tot zinken gebracht.
DE RUYTER (II)
In 1879 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 22 september 1880 te water gelaten. Het schip was van hout gebouwd met ijzer bekleed. Machines en ketels van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Afmetingen: 80,00/91,20 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. 4 ketels. Machinevermogen: 3000 PK. Voortstuwing: dubbelbladige schroef met een diameter van 4,88 m. Zeiloppervlak 1585 m2. Snelheid: 14 mijl. Bemanning: 280. In dienst gesteld op 1 augustus 1885. Op 2 september 1885 via Suez naar Oost-Indië. 10 april 1889 van Oost-Indië vertrokken voor een reis naar Australië en de Britse- en Duitse nederzettingen op Nieuw-Guinea. 29 oktober 1888 van Batavia naar Soerabaja met korvet Zr.Ms. Gedeh op sleeptouw. 24 april 1890 van Padang naar Nederland via Kaap de Goede Hoop en op 5 september daaraanvolgend ter rede van Texel. Op 20 maart 1891 naar Suriname en Curaçao en de Caribische Zee, waar diverse eilanden werden bezocht. 15 februari 1893 van Curaçao naar Nederland en op 27 maart daaraanvolgend terug in Nederland en uit dienst. Bij de Nederlandse Fabriek van Werktuigen, enz. te Amsterdam van 6 nieuwe ketels voorzien. 1 oktober 1893 van Texel naar Oost-Indië ter aflossing van personeel. Tevens werd de reis benut tot het aandoen van Rio de Janeiro, teneinde met het oog op de in Brazilië uitgebroken opstand, de Nederlandse belangen aldaar te beschermen. Het schip verbleef van 7 november tot 8 december 1893 te Rio de Janeiro. Vandaar via Kaap de Goede Hoop naar Tandjong Priok. Op deze laatste reis werden ijsbergen gezien van ruim 100 m hoogte. Na verwisseling van personeel op 21 maart 1894 van Soerabaja via Kaapstad naar Nederland vertrokken en op 17 juli daaraanvolgend ter rede van Texel. 1 oktober 1894 uit dienst gesteld en in herstelling. 1 september 1896 weer in dienst en op 10 oktober daaraanvolgend van Vlissingen via Buenos-Aires en Kaap de Goede Hoop naar Oost-Indië en 6 februari 1897 te Padang, 12 maart 1899 via Suez naar Nederland. Vóór vertrek naar Nederland werden te Soerabaja de kanons van 1 cm A No. 1 aldaar achtergelaten om aan de wal te worden opgesteld. De bewapening van Hr.Ms. De Ruyter bestond uit 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Op 8 mei 1899 liep het schip te Nieuwediep binnen en werd op 27 mei daaraanvolgend uit dienst gesteld en uit de sterkte afgevoerd. In juni 1900 werd DE RUYTER voor sloop verkocht.
KORTENAER
In 1881 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00 x 12,50 x 6, 10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. Machinevermogen: 3000 PK. Snelheid: 14,5 mijl. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280. Het schip stond bij de brand op Rijkswerf te Amsterdam op 20 juni 1883 nog op stapel en verbrande totaal.
DOGGERSBANK
Op 5 augustus 1881 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en in 1882 te water gelaten. Machines en ketels van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/92,10 x 12,50 x 6,10 m. Waterverplaatsing: 3160 ton. Machinevermogen: 3000 PK. Snelheid: 14,5 mijl. Bewapening 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280. Bij de brand op Rijkswerf te Amsterdam op 20 juni 1883 was het schip nagenoeg geheel gereed, doch het werd totaal vernield, zodat de overblijfselen moesten worden gesloopt.
VAN SPEYK
Op 9 februari 1880 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 7 juni 1882 te water gelaten. Machines en ketels van Koninklijke Fabriek van Werktuigen, enz. te Amsterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/92,10 x 12,50 x 7,00 m. Waterverplaatsing: 3575 ton. Machinevermogen: 2891 PK. Snelheid: 14,25 mijl. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280.
In dienst gesteld op 1 maart 1887. Op 2 april 1887 van Willemsoord naar Oost-Indië via Rio de Janeiro en 10 augustus daaraanvolgend te Batavia. 22 februari 1892 van Batavia via Kaap de Goede Hoop naar Nederland en 29 mei daaraanvolgend ter rede van Texel. Op 29 oktober 1892 van Texel voor oefeningstocht op de Noord Atlantische Oceaan, waarbij werd deelgenomen aan een revue te Hampton-Roads, ter gelegenheid van de feesten van de ontwekking van Amerika. Van New York via Bahia en Emmastad terug en 9 juni 1893 ter rede van Texel. Op 15 juli 1893 uit dienst en in herstelling. 1 oktober 1894 weer in dienst gesteld en op 7 november daaraanvolgend van Vlissingen naar zee ter aflossing van personeel in Oost-Indië via Bahia en op 19 maart 1895 in Tandjong Priok. Op 30 januari 1895 werd een ijs-eiland gepasseerd van naar schatting 1000 m breedte en 200 m hoogte, verder nog meer ijsbergen; doch van kleinere afmetingen. 20 april 1895 van Oost-Indië naar Nederland via Durban, Kaapstad en Cadiz. 13 juli 1895 met Hr.Ms. Johan Willem Friso tot een divisie verenigd van Cadiz naar Marokko, 21 juli daaraanvolgend werd de divisie ontbonden en vertrok de VAN SPEYK naar Nederland en kwam op 29 juli daaraanvolgend ter rede van Texel. 18 oktober 1895 van Vlissingen ter aflossing van personeel via Rio de Janeiro naar Oost-Indië, en op 6 februari 1896 te Tandjong Priok. Op 8 maart 1896 van Oleh-leh via Suez naar Nederland met opdracht Venetië aan te lopen om het stoffelijk overschot van Z.H. Willem George Frederik. In het jaar 1799 te Padua begraven, naar Nederland over te brengen ter bijzetting te Delft. Het schip kwam 23 Juni 1896 te Nieuwediep aan. Op 17 oktober 1896 van Vlissingen naar Oost-Indië via Buenos-Aires en Kaap de Goede Hoop en op 16 februari 1897 te Padang. Met spoed weer terug om Hr.Ms. Tromp in de Turkse wateren af te lossen. 20 maart 1897 van Oleh-leh en op 3 mei daaraanvolgend te Smyrna. 5 augustus 1897 van Smyrna naar Nederland en op 27 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 16 september 1897 uit dienst gesteld en uit de sterkte afgevoerd. In 1904 ingericht tot logementsschip voor de Werfdivisie te Den Helder. Het schip verbleef op de Marinewerf tot 1942. In 1942 van Den Helder naar de Coenhaven te Amsterdam overgebracht. Begin maart 1946 voor sloop naar Hendrik-Ido-Ambacht verkocht.
JOHAN WILLEM FRISO
aanvankelijk KORTENAER
Op 22 oktober 1883 op Rijkswerf te Amsterdam op stapel gezet en op 10 juni 1886 te water gelaten. Op stapel gezet ter vervanging van het fregat KORTENAER, welk schip bij de brand op Rijkswerf te Amsterdam op 20 juni 1883 verloren ging. Machines en ketels van de Nederlandse Stoomboot Maatschappij te Rotterdam. Het schip was van ijzer gebouwd met hout bekleed. Afmetingen: 80,00/91,85 x 12,64 x 7,00 m. Waterverplaatsing: 3710 ton. Machinevermogen: 3133 PK. Snelheid: 14,8 mijl. Bewapening: 6 kanons van 17 cm en 8 kanons van 12 cm KA. Bemanning: 280. In dienst gesteld op 1 februari 1888. Op 31 maart 1888 van Vlissingen naar Lissabon en Barcelona (internationale tentoonstelling) en 16 juni daaraanvolgend ter rede van Texel terug. 25 augustus 1888 van Texel via Paramaribo naar Curaçao. Tijdens het verblijf te Curaçao werden de Britse Bovenwindsche eilanden San Domingo, St. Thomas en Trinidad bezocht. Op 10 mei 1891 van Curaçao via Bermuda (reparatie) naar Nederland en op 8 juni daaraanvolgend ter rede van Texel. 10 oktober 1891 in divisie-verband met Hr.Ms. Koningin Emma Der Nederlanden en VAN GALEN van Texel voor een oefeningstocht in de Atlantische Oceaan. Het schip geraakte op 15 oktober 1891 in Portland Harbour in een stormbui op drift, dreef langs de Engelse bark Mysterious Star en bekwam enige lichte schade. 28 december 1891 aankomst te Simonsstad, waar de divisie werd ontbonden en Hr.Ms. Johan Willem Friso naar Paramaribo vertrok, waar op 19 februari 1892 werd aangekomen. 25 februari daaraanvolgend van Paramaribo naar Curaçao en op 26 maart 1892 van Curaçao via Havanna naar Nederland, waar 15 mei daaraanvolgend ter rede van Texel werd geankerd. Op 7 augustus 1892 van Texel naar de Middellandse zee en Noord Atlantische Oceaan, waarbij te Spezia en Huelva werd deelgenomen aan de feesten van de ontdekking van Amerika en ook Egypte werd bezocht. 25 februari 1893 ter rede van Texel terug. 16 april 1894 weer in dienst gesteld en op 23 november van Vlissingen naar zee met bestemming Oost-Indië ter aflossing van personeel. Via Bahia en op 23 maart 1895 te Batavia. 21 april 1895 weer terug naar Nederland via Kaapstad en Cadiz. Op 13 juli 1895 van Cadiz met Hr.Ms. Van Speyk tot een divisie verenigd naar Marokko. 21 juli werd de divisie ontbonden en vertrok de JOHAN WILLEM FRISO naar Nederland, waar op 30 juli daaraanvolgend ter rede van Texel werd geankerd. Het schip passeerde op 1 februari 1895 een ijsberg van circa 120 m hoogte en een breedte van 1200 m.
Op 14 oktober 1895 van Vlissingen ter aflossing van personeel via Rio de Janeiro naar Oost-Indië en op 29 januari 1896 te Batavia. 2 maart 1896 weer via Kaapstad terug naar Nederland en op 23 juni daaraanvolgend te Nieuwediep. Op 1 oktober 1896 van Nieuwediep naar zee met bestemming de Turkse wateren met het oog op de politieke toestand aldaar. 7 januari 1897 van Smyrna naar Oost-Indië, na door Hr.Ms. Piet Hein te zijn afgelost. Na een verblijf te Djeddah werd koers gezet naar Lourenzo-Marques voor aanraking met de Zuid-Afrikaanse Republiek. Vandaar naar Padang, waar op 24 april 1897 werd aangekomen. Op 15 mei 1897 van Padang via Kaap de Goede Hoop naar Nederland terug en op 25 augustus daaraanvolgend te Nieuwediep. 16 september 1897 uit dienst gesteld en in 1899 gesloopt.